Het gebruik van een 'down wards' prismabril maakt voor tandartsen en mondhygiënisten het werk lichter!
Musculoskeletaal
Onderzoek door: Anne Beeks, Noortje Hendriksen en Bram Sluiter,
Volledige titel: Het effect van twee speciale visuele hulpmiddelen op de spieractiviteit en houding bij tandartsen en mondhygiënisten: een pilot studie 09-November-2017
Klachten aan het houding- en bewegingsapparaat tijdens werkzaamheden komen veel voor onder de tandartsen en mondhygiënisten. Vaak lokaliseren deze klachten zich in de nek- en schouderregio. De vraag in dit onderzoek was of er een verschil bestaat tussen de spieractiviteit bij tandartsen en mondhygiënisten in werkhoudings-gerelateerde spiergroepen bij gebruik van speciale visuele hulpmiddelen, een bril met down-wards prisma’s en een bril met loepjes, wanneer deze afzonderlijk worden vergeleken met het werken zonder gebruik van deze speciale brillen?
Methode
Het betreft hier een kwantitatieve pilot studie met een repeated measures design. Aan dit onderzoek hebben 12 proefpersonen deelgenomen, allen student tandheelkunde of mondzorgkunde. Deze proefpersonen zijn geworven door middel van een informatiebrief en vragenlijst. Bij deze proefpersonen werd de spieractiviteit gemeten in vier verschillende houdingen. De eigen werkhouding (1), de gestandaardiseerde werkhouding (2), de gestandaardiseerde werkhouding met bril met down wards prisma’s (3) en de gestandaardiseerde werkhouding met loepbril (4). De spieractiviteit bij de proefpersonen is elektromyografisch gemeten, waarbij elektrodes op de huid werden geplakt. Alle vier de houdingen werden gedurende drie minuten gemeten, tijdens die drie minuten werd tandplak verwijderd van drie verschillende tandvlakken in het fantoomhoofd. Na iedere drie minuten meten was er drie minuten rust. Bij aanvang van iedere meting werd het aantal graden nekflexie gemeten met een inclinometer, hierbij is gebruik gemaakt van de Frankfurter plane methode.
Resultaten
Uit de resultaten zijn een aantal significante verschillen naar voren gekomen wanneer de houdingen met elkaar werden vergeleken, met name bij de spieren m. erector spinae en m. trapezius descendens. De significante verschillen zaten het vaakst bij de vergelijking houding 1 met de andere houdingen. Wanneer per houding de gemiddelde spieractiviteit van alle spieren werd getotaliseerd en daar het gemiddelde van werd berekend, gaf de werkhouding met bril met down wards prisma’s de laagste spieractiviteit. Uit de resultaten van de Frankfurter plane kwam naar voren dat het gemiddeld aantal graden nekflexie bij de gestandaardiseerde werkhouding met bril met down wards prisma’s het laagst was, namelijk 18,36°. Ook zijn hier significante verschillen gevonden bij de vergelijking houding 1 met de andere houdingen. Het grootste significante verschil was gevonden bij de vergelijking eigen werkhouding met de gestandaardiseerde werkhouding (p=<0,01).
Samenvattend
Het vinden van weinig significante verschillen in dit onderzoek, is mogelijk te wijten aan een te kleine onderzoeksgroep, daarom bevelen we aan om een vervolgonderzoek uit te voeren met een groter aantal proefpersonen. Verder bevelen we aan om voorafgaand aan het onderzoek de proefpersonen een periode te laten wennen aan het werken met de brillen. Dit om het gebruiksgemak te vergroten en eventuele extra spieractiviteit door onwennigheid te voorkomen. De resultaten van dit onderzoek geven aanleiding tot een vervolg onderzoek.
Relevantie voor de praktijk
Deze pilotstudie lijkt te suggereren dat het gebruik van de bril met down wards prisma’s het minst inspannend is en dat mogelijk de houding met een minimale flexie van de nek daar een rol bij zou kunnen spelen.
Bron: A.C. Beeks N. Hendriksen B. Sluiter, Het effect van twee speciale visuele hulpmiddelen op de spieractiviteit en houding bij tandartsen en mondhygiënisten: een pilot studie.
Verslag van een Praktijkonderzoek in Semester 2 2016/2017 aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen in opdracht van Terzet, Bureau voor arbeidsgeschiktheidsvraagstukken, Joseph Wouters.