Neuromusculaire controle van de enkel tijdens het lopen
Musculoskeletaal
Onderzoek door: Lotte Hilderink, Ankie Olde Keizer en Renske van Poppelen
Volledige titel: PO21 06-October-2017
Bij patiënten met chronische enkelstabiliteit is er een veranderde neuromusculaire controle van de enkel tijdens de zwaaifase van de loopcyclus.
Onderzoek naar de neuromusculaire controle van de enkel richt zich doorgaans op de standfase van het looppatroon. Om meer inzicht te verkrijgen in de neuromusculaire controle tijdens de zwaaifase van het looppatroon is onderzocht of er een verschil bestaat in Toe Clearance (TC), kinematica en spieractiviteit bij het stappen op obstakels tussen proefpersonen met chronische enkelinstabiliteit (CEI) en proefpersonen zonder chronische enkelinstabiliteit (controlegroep).
Methode:
Er zijn veertig jongvolwassenen tussen de 18 en 30 jaar geïncludeerd, waarvan er twee proefpersonen tijdens het onderzoek zijn afgevallen. De groep was onderverdeeld in twee groepen: de chronische enkelinstabiliteit (CEI) groep en de controlegroep. Het looppatroon is geanalyseerd met behulp van het Vicon Motion Systems Limited, Oxford, Engeland. Proefpersonen hebben een stuk gelopen over de walkway, waarbij tijdens de zwaaifase bij het stappen op obstakels de spieractiviteit van de m. tibialis anterior gemeten werd met behulp van een elektromyografisch onderzoek (EMG). De spieractiviteit is gemeten in zes verschillende condities, het obstakel werd vroeg, midden of laat geplaatst, deze afstanden werden gecombineerd met een hoog of laag obstakel. De TC is de afstand tussen de grote teen en de ondergrond.
Bij de TC en de gewrichtshoeken werd het verschil tussen de zes condities en het verschil tussen de twee groepen getoetst middels een Mixed design ANOVA met als within subjects factor conditie (6x) en between subject factor groep (2x). Wanneer een significant effect werd gevonden voor de factor groep, werd er met de independent sample T-toets gekeken in welke condities de groepen van elkaar verschilden.
Resultaten:
De CEI groep vertoonde, in vergelijking met de controlegroep, op moment 0 (moment dat de grote teen ter hoogte van de eerste rand van het obstakel is) een verlate dorsaalflexie van de enkel en een gereduceerde heupextensie. Echter, bleken de verschillen in de gewrichtshoeken van de enkel en knie en de TC tussen de groepen niet significant. De gewrichtshoek van de heup vertoonde wel een trend naar significantie (p=.053). Bij de resultaten van drie proefpersonen van de EMG in de CEI groep viel op dat de m. tibialis anterior eerder actief werd en startte later met aanspanning maar vertoonde wel een verhoogde amplitude in vergelijking met de controlegroep.
Samenvattend:
Proefpersonen met chronische enkelinstabiliteit vertoonden een verhoogde dorsaalflexie, gereduceerde knieflexie- en heupflexie in de zwaaifase bij het stappen op obstakels van verschillende hoogten. Echter bleken deze verschillen niet significant. Verder onderzoek zal uit moeten wijzen of deze testmethode met meer power wel geschikt is om een verschil tussen de CEI-groep en controlegroep aan te tonen.
Relevantie voor de praktijk:
Aan de hand van de resultaten is het aannemelijk dat er een veranderde aansturing van de enkel plaats vindt tijdens de zwaaifase van de loopcyclus. Hierdoor kan er een grotere kans ontstaan op struikelen, is het aannemelijk dat de kans op recidieven ook groter wordt. Dit tezamen pleit voor meer aandacht van de behandeling van chronische enkelinstabiliteit tijdens de zwaaifase, aangezien momenteel de behandeling van chronische enkelinstabiliteit voornamelijk is gericht op de standfase.
Bron: Hilderink, C.H; Olde Keizer, A; Poppelen, R.H.M. van. “De neuromusculaire controle van de enkel tijdens de zwaaifase de loopcyclus.” Januari 2017
Verslag van een Praktijkonderzoek in Semester 1 2016/2017 aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen in opdracht van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Henk Nieuwenhuijzen