Persoonlijke eigenschappen, kwaliteiten en talenten
2 artikelen
Meest recentDe Activiteitenweger: een multidisciplinair instrument?
Introductie: De Activiteitenweger is een ergotherapeutisch instrument wat ingezet kan worden om meer balans te creëren in het dagelijks handelen. Dit heeft betrekking op de belasting en belastbaarheid van een individu tijdens de dagelijkse activiteiten. De ontwikkelaars van de Activiteitenweger merkte dat steeds meer niet -ergotherapeutische zorgprofessionals interesse kregen in het gebruik van het instrument en de bijbehorende scholing. Op dit moment is er voor niet-ergotherapeutische zorgprofessionals geen passend instrument beschikbaar, dus wordt er ongeschoold gebruik gemaakt van de Activiteitenweger. Dit betekend dat de kwaliteit niet gegarandeerd kan worden en dit schade kan brengen aan de cliënt, beroepsgroep ergotherapie en het instrument zelf.
Vraagstelling: De vraag die gedurende dit praktijkonderzoek wordt onderzocht is: “Welke zorgprofessionals beheersen de overeenkomstige en specifieke competenties die een voorwaarde zijn om de Activiteitenweger in te zetten binnen een behandeling gericht op energiemanagement na het volgen van de scholing.”
Methode: Om antwoord te geven op de hoofdvraag, is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd waarbij een beschrijvende en vergelijkende onderzoeksvorm zijn gehanteerd. Er zijn vier deelvragen geformuleerd om uiteindelijk met de resultaten antwoord te geven op de hoofdvraag. De deelvragen worden beantwoord door een participatieve observatie bij de scholing, deskresearch naar competenties en interviews met diverse zorgprofessionals. Door gebruik te maken van het T-shaped model van Oskam (2009) is uiteindelijk inzichtelijk gemaakt welke zorgprofessional de competenties beheerst om de Activiteitenweger in te kunnen zetten.
Resultaten: De resultaten laten zien dat voor de inzet van de Activiteitenweger specifieke kennis omtrent belasting en belastbaarheid, Graded Activity en gedragsveranderingen noodzakelijk is. Daarnaast moeten professionals specifieke vaardigheden bezitten zoals het maken van een activiteitenanalyse, het kunnen aannemen van een coachende rol, de regie bij de cliënt laten en het analyseren van de belasting en belastbaarheid. Om de Activiteitenweger in te kunnen zetten moet de professional ook de stappen van de Activiteitenweger begrijpen. De overeenkomstige attitudes die worden verwacht van een professional zijn: op een respectvolle manier contact maken met een cliënt en sturend en zonder oordeel behandelen.
Conclusie: Uit onderzoek blijkt de Activiteitenweger een typisch ergotherapeutisch instrument te zijn. Dit komt voort uit specifieke ergotherapeutische vaardigheden en kennisgebieden die nodig zijn om het instrument goed af te nemen. Het werken en redeneren vanuit activiteitenniveau is een belangrijk onderdeel en is typisch ergotherapeutisch en kan niet aangeleerd worden tijdens de scholing.
Aanbevelingen voor de praktijk: Naar aanleiding van de resultaten, die uit het praktijkonderzoek zijn voorgekomen, zijn een aantal aanbevelingen geformuleerd. Deze aanbevelingen zijn gericht aan de opdrachtgevers van dit onderzoek en tevens de ontwikkelaars van de Activiteitenweger, Karin ten Hove en Greke Hulstein.
Natalie C. Markey (2012). Using your ‘something’ to find balance [Online afbeelding]. Geraadpleegd op 21 juni 2018 van, https://nataliecmarkey.wordpress.com/2012/06/16/using-your-something-to-find-balance/
Eindrapport van een praktijkgericht onderzoek in Semester 2 van 2017/2018 aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Ergotherapie. In opdracht van Meander Medisch Centrum, Amersfoort, Karin ten Hove en Greke Hulstein.
Het volledige eindrapport is te vinden op HBO-Kennisbank: https://hbo-kennisbank.nl/details/sharekit_han:oai:surfsharekit.nl:4c5d1bd3-1e46-4851-9701-e8600ee917c6?ri-1-k=hogeschoolarnhemnijmegen&has-link=yes&q=activiteitenweger&date-from=&t=info%3Aeu-repo%2Fsemantics%2FbachelorThesis&sort-order=relevance&date-until=
11-01-2019
Beeldvorming positieve gezondheid en zelfmanagement
Introductie: Momenteel zijn er veranderingen en verschuivingen binnen de samenleving en de zorg- en welzijnssector. Zo zijn er steeds meer ouderen, stijgt de morbiditeit, groeien de technologische- en ICT-ontwikkelingen en stijgen de kosten binnen de gezondheidszorg. De oude definitie van gezondheid is niet meer toepasselijk bij deze nieuwe samenleving volgens Machteld Huber, arts en onderzoeker. Zij heeft daarom een nieuw concept geïntroduceerd: positieve gezondheid. Bij dit concept wordt meer de potentie benadrukt om gezond te zijn of te worden. Naast positieve gezondheid is zelfmanagement een belangrijk concept wat bij de verschuivingen in de zorg past. Een goede toepassing van zelfmanagement kan positieve gezondheid beïnvloeden. De bovengenoemde verschuivingen en concepten sluiten naadloos aan op het beroep ergotherapie. De ergotherapeut is gericht op het mogelijk maken van het handelen. De rol van de ergotherapeut zal door de verschuivingen en concepten iets veranderen: zij zullen nog meer gericht zijn op de mogelijkheden in plaats van beperkingen, wat aansluit op het concept positieve gezondheid. Daarnaast is het bij ergotherapie belangrijk dat een cliënt eigen regie behoudt over zijn/haar leven, wat aansluit bij zelfmanagement. Door de verschuivingen in de samenleving zal niet alleen de rol van de ergotherapeut, maar ook de context waarin zij werken veranderen (eerstelijnszorg). Verder zal het nieuwe werk- en samenwerkingsmogelijkheden bieden. De opleiding ergotherapie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen wilde met de bovenstaande ontwikkelingen meegaan, tegelijkertijd was er een nieuwe set beroepscompetenties nodig. Hierdoor kon een onderwijsvernieuwing plaats vinden, waarin positieve gezondheid en zelfmanagement zijn geïntegreerd.
Vraagstelling: Daarbij ontstond de aanleiding voor dit onderzoek met de volgende vragen: ‘In welke mate komen de concepten positieve gezondheid en zelfmanagement aan bod in het onderwijs van de opleiding ergotherapie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en op welke punten kunnen deze concepten worden behouden, verbeterd of veranderd?’
Methode: Er is allereerst oriënterend onderzoek uitgevoerd. Hierin is literatuuronderzoek gedaan, geobserveerd en is een interview afgenomen. Het onderzoek is kwalitatief van aard en de onderzoeksvorm is evaluerend. Door middel van twee focusgroepen zijn de onderzoeksvragen beantwoord, met uitzondering van de deelvraag wat het wenselijk beeld van de opdrachtgevers was. Eén focusgroep bestond uit vier inhoudsdeskundige docenten, de andere focusgroep bestond uit vijf algemene docenten. Dit wenselijk beeld is opgesteld aan de hand van een co-creatie met de opdrachtgevers. Tijdens de focusgroepen werd het als middel gebruikt om de docenten een richting te geven bij de vraag wat ze graag zouden willen behouden, verbeteren of veranderen in het onderwijs en in hun handelen omtrent de concepten. Er namen negen docenten deel aan de focusgroepen, waarvan vier inhoudsexperts. De resultaten van de focusgroepen zijn gecodeerd, gecategoriseerd en gethematiseerd.
Resultaten: Het beeld dat de gehele groep respondenten had van positieve gezondheid en zelfmanagement komt in grote mate overeen met wat de literatuur over de concepten zegt. Elke respondent gaf zijn/haar eigen aanvulling op het beeld en samen hebben ze dit beeld scherp gekregen. Zij zagen veel overeenkomsten tussen de concepten en ergotherapie. Over positieve gezondheid werd veelal gezegd dat het een subjectief concept is en over zelfmanagement dat het een containerbegrip is. Daarnaast zagen alle respondenten de keerzijde van beide concepten. Veel van hen gaven aan de concepten een trend te vinden die weer overwaait en zijn bang voor exclusie. Daarnaast is er geen ruimte voor individuele behoeftes en vinden zij positieve gezondheid professional gestuurd.
De meeste respondenten wilden hun handelen en de onderwijsopzet ten aanzien van de concepten behouden. Wanneer de concepten een plek binnen het onderwijs moeten krijgen, stellen zij voor dit in de vorm van een minor te doen of een thema toe te voegen: de maatschappelijk bewuste ergotherapeut. Wat volgens de meeste respondenten beter kan omtrent de concepten is het expliciteren en verbanden leggen. Daarnaast vinden zij dat zij binnen hun eigen handelen bewuster bezig moeten zijn met de concepten en uit moeten leggen aan studenten waarom zij overdragen wat ze overdragen.
Conclusie: Er kan geconcludeerd worden dat het beeld van de respondenten over de concepten overeenkomt met de literatuur, echter vaak nog niet helemaal compleet is. Verder zijn er binnen de docententeams veel verschillende meningen ten aanzien van de concepten. De meeste docenten willen hun handelen en de onderwijsopzet grotendeels behouden ten aanzien van de concepten. Wel kwam naar voren als verbeterpunt dat de concepten binnen het handelen en de onderwijsopzet explicieter naar voren mogen komen en verbanden beter gelegd kunnen worden. Daarnaast mag de koppeling naar de praktijk meer gemaakt worden.
Aanbevelingen voor de praktijk: De belangrijkste aanbevelingen vanuit het onderzoeksteam zijn:
• Voer eenzelfde onderzoek uit in de praktijk;
• Ga in gesprek over de concepten binnen het docententeam;
• Expliciteer de concepten in de onderwijsopzet;
• Maak de koppeling tussen de concepten en de praktijk;
• Expliciteer de concepten binnen het handelen van de docent en leg hierbij verbanden.
Bron: Eindrapport van een praktijkgericht onderzoek in Semester 2 2016/2017 aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Ergotherapie. In opdracht van Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, opleiding Ergotherapie en Magelien Arts-Tielemans en Ton Satink.
Vollink, T. (2017, 5 april). Positieve gezondheid. Geraadpleed op 16 december 2017, van https://www.slideshare.net/TrijntjeVollink/positieve-gezondheid-74424889
30-01-2018